NBA Basketbal is niet erg populair in Nederland. Toch kon Studio Sport in de jaren negentig niet meer om dit spelletje heen. Er was nu toch wel iets bijzonders gaande, daar aan de andere kant van de plas. Michael Jordan en de Chicago Bulls trokken de aandacht van de hele wereld. Hier was een cultureel icoon in de maak.
Als jonge tiener raakte ook ik in de ban van Jordan. Helaas moest ik het doen met korte samenvattingen van zijn wedstrijden, uiteraard ver na het voetbal. Kabeltelevisie bepaalde wat we zagen en in welke volgorde.
De ultieme goedmaker voor deze Jordan-schaarste kwam in 2020 toen de documentaire ‘The Last Dance’ te zien was op Netflix. Daarin zien we hoe de ouder wordende Bulls zich opmaken voor hun laatste kunstje: een zesde kampioenstitel. Of zoals Bulls-coach Phil Jackson het noemt: The Last Dance.
Dekselse Dennis
In de docu is het natuurlijk Jordan die de klok slaat. Gelukkig is er ook een prominente rol weggelegd voor de excentrieke Dennis Rodman. Hij is de onmisbare, verdedigende schakel binnen de Bulls.
In de jaren tachtig maakt hij nog onderdeel uit van de Detroit Pistons. Die staan in dat decennium bekend om hun snoeiharde, meedogenloze en vaak zelfs gevaarlijke speelstijl. Dat maakt de Pistons verre van populair buiten Detroit.
In de media krijgen ze de bijnaam ‘Bad Boys’. De spelers zelf omarmen en cultiveren deze naam, en niet zonder succes. In 1989 en 1990 worden ze kampioen.
In dit ruwe klimaat voelt de jonge Rodman zich thuis. Probleem is alleen dat trainers ook moeilijk grip krijgen op dit ongeleide projectiel. In de documentaire beklaagt een van de trainers zich bij de Pistons-hoofdcoach Chuck Daly. Waarop Daly ijzig kalm de legendarische woorden spreekt:
“You don’t put a saddle on a mustang”
Daly snapt dat je Rodman beter niet kunt temmen. Net als een wilde mustang die het liefst vrij over de Amerikaanse prairie galoppeert. En dat is een wijze les voor bedrijven die best een rebels karakter hebben, maar zich tóch in een correct keurslijf persen zodra ze gaan communiceren. Omdat ze liever iedereen te vriend houden, want íedereen is een potentiële klant.
Wat is jouw merk?
Probleem is dat je met die toon juist níemand voor je wint. En dat niet alleen. Als iedereen zich voordoet als de ideale schoonzoon, dan is iedereen dezelfde, ideale schoonzoon. Volstrekt onherkenbaar, onopvallend en vooral: oninteressant.
Jammer, want de mensen achter een merk of bedrijf zijn vaak wel degelijk uitgesproken. Durf dat daarbuiten dan ook te zijn. En met daarbuiten bedoel ik:
- Als je mailt
- Als je blogt
- Als je adverteert
- Als je post
- Als je presenteert
Pas dan bouw je een merk. Want jouw merk is niet de naam of het logo op de doos. Het is ook niet de inhoud van de doos.
Jouw merk is de som van alle emoties, associaties, gedachten, beelden, geschiedenis, verhalen en roddels die in de markt rondgaan. Het mooie is: jij zit aan de knoppen van al die zaken.
Leg je merk dus niet zoveel belemmeringen op. You don’t put a saddle on a mustang. En nee, dat wil niet zeggen dat je het imago van Dennis Rodman moet aanmeten.
Blijf natuurlijk dicht bij jezelf. Misschien is je merk helemaal niet dwars en rebels, maar eerder sociaal en behulpzaam. Of juist vol met zelfspot en relativeringsvermogen. Of eerder intellectueel en bedachtzaam.
Waar het om gaat is dat je die eigenschappen niet onderdrukt, maar juist iets uitvergroot. Daarmee win je niet iedereen voor je, maar wel diegenen die je voor je wílt winnen.